Feniks dubbel-bijzonder
 
(Advertentie)
(Advertentie)
(Advertentie)
(Advertentie)
(Advertentie)
Active-Response Beads-Time Out is an intervention to replace in-class time-out that is easy to use. It promotes students' use of calm-down strategies when up...

 

Spring Kikker Springspel

Dit is een leuk spel om gevoelens als bang, boos, blij en verdrietig te verkennen. Je legt de 6 kartonnen rondjes op de vloer met daarin deze vier emoties en een met een vraagteken en een met wat doe je eraan?

Vervolgens stel je je kind de bijbehorende vragen en laat hem gaan staan op de bijbehorende emotie. Als hij het niet weet, kan hij op het vraagteken gaan staan. Vragen als: ‘Je mag niet meespelen op het schoolplein.’ Of:’ Je krijgt een hond voor je verjaardag’ of ‘Je wordt op straat uitgescholden – ben je boos, bang, blij of verdrietig?’ Al die vragen en antwoorden helpen je kind om emoties te verkennen en helpen jou om te zien of hij de emoties al herkent. Als je wilt doorvragen laat je het kind op het rondje met Wat doe je eraan? gaan staan.

Emotiespel: groter en kleiner

  • Ga met de groep in een grote kring staan. Laat de kinderen een emotie noemen, bijvoorbeeld ‘boos’.
  • Vraag de kinderen dan een neutraal en willekeurig zinnetje te bedenken waarbij je boos kunt spelen. Bijvoorbeeld: ‘Wat doe jij met die kikker?’
  • Leg de kinderen uit dat ze de emotie (in dit voorbeeld ‘boos’) van klein naar groot gaan spelen. En weer terug. Het eerste kind draait zich naar het kind rechts (of links) van zich en zegt de zin ‘Wat doe jij met die kikker?’ een heel klein beetje boos. Het kind dat de boodschap ontvangen heeft, draait zich nu naar het kind rechts van zich. Zij/hij zegt dezelfde zin, maar iets bozer.
  • Moedig bij het volgende kind steeds aan: ‘Het mag nog bozer’. Het laatste kind, aan het eind van de kring, mag volledig woedend zijn, en de zin ‘Wat doe jij met die kikker?’ stampvoetend uitschreeuwen.
  • Na een korte rustpauze begint het laatste kind als eerste. Zij/hij zegt dezelfde zin, maar nu nog maar een heel klein beetje boos. De kring wordt weer opgebouwd in boosheid en het kind dat begon als het minst boos, eindigt nu als het meest boos.

 

(Advertentie)
(Advertentie)
Uitgeverij Pica verzorgt toegankelijke boeken én hulpmiddelen voor het onderwijs, waaronder veel geprezen titels over gedrag, professionaliseren en oplossingsgericht werken.

Tegenovergestelde emotie

Techniek: toneelspel
Tijdsduur: 5 minuten
Groepsverdeling: tweetallen
Beginopstelling: in de ruimte

 

  • De leerlingen blijven verdeeld in dezelfde tweetallen en staan in de ruimte.
  • Ze spreken met elkaar af wie leerling 1 en wie leerling 2 is.
  • U noemt klassikaal voor de leerlingen 1 een emotie, bijvoorbeeld bang. Leerling 1 neemt een houding aan die past bij deze emotie.
  • Leerling 2 neemt vervolgens een tegenovergestelde houding aan. Deze houding hoeft niet duidelijk benoemd te kunnen worden. Belangrijker is het dat zij zich laten inspireren door de houding van de ander en hier iets tegenover stellen.
  • Wissel daarna van rol, en doe de oefening een aantal keer.

Spelsuggesties

  • Lego poppetjes hebben  zeer verschillende gezichtsuitdrukkingen. Wanneer je LEGO in de klas hebt, kun je deze gebruiken bij het spel. Kies een poppetje en laat de kinderen met legosteentjes iets bouwen dat zo’n uitdrukking kan verklaren. Een boos gezicht bij een verkeersongeluk, een blij gezicht bij het winnen van een hardloopwedstrijd, etc.
  • Maak eigen emotiekaarten met kinderen uit je groep.
  • Maak eigen emotiekaarten met kinderen uit je groep. Maak foto’s van ten minste vier verschillende emoties (bij elk kind dezelfde emotie) Maak een kwartetspel van deze foto’s.
  • Maak eigen emotiekaarten met kinderen uit je groep. Maak een memospel van deze foto’s.

 

Wat kun je doen als je te snel boos bent

Emotieronde

De leerlingen staan in een kring. Om de beurt zeggen zij hun naam. Hierna geeft u de leerlingen een emotie. Nogmaals zeggen zij hun naam, maar nu in de genoemde emotie. In de volgende ronde zeggen de leerlingen hun naam waarbij de emotie per leerling groter wordt.  Dit gaat door tot het moment dat u denkt dat de emotie niet groter kan. Dit herhalen met verschillende emoties.  Voorbeelden: blij, verliefd, trots, boos en bedroefd.

Variatie: De leerlingen kunnen in plaats van hun naam ook een zin zeggen, die al een emotie met zich mee brengt. Bijvoorbeeld: “Vanavond eten we spruitjes.”

 

De verhuizers

Techniek: pantomime en toneelspel
Tijdsduur: 15 minuten
Groepsverdeling: tweetallen
Beginopstelling: in de ruimte

 

  • De leerlingen (de verhuizers) blijven in dezelfde tweetallen verdeeld.
  • De twee verhuizers hebben een tegenovergestelde emotie of stemming en daardoor een verschillende manier van bewegen. Bijvoorbeeld moe/actief, vrolijk/boos, serieus/lacherig.
  • Met elkaar maken ze een korte scène waarin een stoel verhuisd wordt. Ze laten hierin duidelijk hun manier van bewegen zien. Er wordt niet gesproken!
  • Hierna presenteren ze de scènes aan elkaar. Het publiek raadt welke manier van bewegen de verhuizers uitbeelden.

In deze les gaan de kinderen door middel van een drama les verschillende emoties uitbeelden in een emotiebus. Als de chauffeur begint te rijden ontstaan er verschillende emoties. Wanneer de passagier instapt met een nieuwe emotie gaat de hele bus hierin mee. De leerlingen oefenen hoe ze met lichaamstaal en emotie in je stem een boodschap kunt overbrengen.

Lesdoel:

  • De leerlingen kunnen aan het einde van de les laten zien dat ze zich kunnen verplaatsen in verschillende emoties. Dit doen ze door deze emoties te uiten in de bus.


Ruimte:
Groepslokaal

Benodigdheden
:

  • Kaartjes voor de emotiebus (bijlage)
  • Een aantal stoelen vooraan in de klas


Lesduur:
25 min.

Inleiding: (5 min.)
U vraagt aan de klas welke emoties we kennen. Al snel zullen er vingers komen met de antwoorden op uw vraag. Vervolgens laat u enkele leerlingen de verschillende emoties voordoen door ze een zin te laten bedenken waarin de emotie tot uiting komt. Wanneer ze dit doen, zullen ze vaak automatisch ook een gezichtsuitdrukking hebben die bij de emotie hoort. Deze gezichtsuitdrukking en houding van de kinderen is weer belangrijk voor straks. 

Kern: (15 min.)
U gaat de emotiebus met de leerlingen spelen. Zet zes stoelen in de vorm van een bus klaar en één stoel vooraan voor de buschauffeur. Nu heeft u eerst een chauffeur nodig die de bus gaat besturen. De zes stoelen zijn de passagiers die telkens één voor één de bus in stappen. U geeft de leerlingen die mee spelen in de bus allemaal een kaartje met daarop een emotie. Zij laten dit aan niemand anders zien. 
Wanneer er een passagier instapt laat hij/zij meteen merken welke emotie hij de bus inneemt. Alle passagiers inclusief de buschauffeur nemen deze emotie over en spelen hierin mee. Wanneer de passagier in de bus zit, stopt de emotie en moet de rest van de klas de emotie die werd uitgebeeld raden. Wanneer dit geraden is komt de tweede passagier en zo gaat het door totdat de bus vol zit. Wanneer de bus een keer helemaal vol is geweest kunt u het spel nog een keer spelen met andere leerlingen en andere emoties.