De leerkracht en kinderen bedenken twee dingen over zichzelf die waar zijn en één leugen. De andere leerlingen moeten raden wat niet waar was. Zij mogen vragen stellen over de drie dingen om te ontdekken wat wel en niet klopt. De kinderen kunnen de drie uitspraken ook opschrijven.
Variatie: Laat oudere kinderen een woord uit het woordenboek laten kiezen en daarbij drie verschillende betekenissen opschrijven waarvan er twee verzonnen zijn en één waar is. Laat de uitleg bij spreekwoorden opschrijven.
Tip: Bekijk als voorbeeld een uitzending van Wie van de drie. Kunnen de kinderen raden wie de echte ….. is?