Uitleg: De leerkracht noemt een werkomgeving. De kinderen nemen een houding/positie aan (ze mogen de hele ruimte hiervoor gebruiken) die te maken heeft met die werkomgeving. Op een signaal van de juf komen zij weer terug in de kring. Dan wordt de volgende werkomgeving genoemd. Voorbeelden: Kapsalon, schoolklas, VIP vliegtuig, bioscoop, sportschool, barbecue enz. Variatie: Één van de leerlingen gaat even naar de gang. Deze leerling moet raden wat er wordt uitgebeeld.